Verlichting aanleggen in je tuin
Tuinverlichting geeft je tuin niet alleen extra uitstraling maar is ook extra veilig. Tuinverlichting kan werken op lage veiligheidsspanning (12 V) of netspanning (230 V). In dit stappenplan lees je hoe je tuinverlichting op netspanning aanlegt vanaf een bestaand stroompunt aan de gevel. Grote klussen besteed je het beste uit aan een erkend installateur. Maar vrij eenvoudige veranderingen kan je zelf uitvoeren.
Elektriciteit afsluiten
Wanneer je aan de slag gaat met elektriciteit, zorg ervoor dat de stroom is uitgeschakeld en dat niemand de stroom kan inschakelen terwijl je aan het werk bent. Kijk ook altijd met een spanningszoeker of er daadwerkelijk geen spanning meer op de draden staat.
Doe je dit niet dan maak je kans op kortsluiting, maar bovenal loop je zelf het gevaar op elektrocutie.
Aantal meter kabel berekenen
Leg de lampen op de plaats waar ze straks komen te hangen. Bereken vervolgens hoeveel meter kabel je nodig hebt. Houdt er rekening mee dat de kabel ook nog 60 centimer onder de grond moet, het is verstandig om een ruime lengte aan te houden.
Voor kabels onder de grond gebruik je xmvk-as of ymvk-as grondkabels. De -as- staat voor aarscherm. Dat is de mantel die om de draden heen zit. Deze zorgt bij kortsluiting, door bijvoorbeeld beschadiging van de kabel met een schep, dat de spanning af wordt gevoerd en en een zekering in werking wordt gesteld. Zo helpt onder andere elektrische schokken te voorkomen en het risico op een brand te verkleinen.
Kabels ingraven
Vanwege de hoge spanning moet je de elektriciteitskabels 60cm diep ingraven. Zo voorkom je dat je hem met andere graafwerkzaamheden tegenkomt en eventueel beschadigd.
Als de kabel onder een pad loopt waarover regelmatig een wagen rijdt, dan moet ze minstens 80 cm die worden ingegraven.
Isoleren en beveiligen
Leg nu de speciale grondkabel met een gevlochten mantel in de geul. Leg je de kabel op een plek waar veel gegraven wordt? Leg hem dan voor de zekerheid in een slagvaste buis.
Bij bepaalde armaturen voor buiten heb je een speciaal type bedrading en verbindingsmoffen nodig (bv. voor een waterdichte aansluiting). Volg daarom steeds de meegeleverde montage-instructies.
Aansluiten kabels
De kabel sluit je als volgt aan op de lasdoos
● Snijd het omhulsel van de kabel weg, zodat de draden die je moet aansluiten vrij komen. Doe dat zorgvuldig zodat de kabel intact blijft tot aan het punt waar hij de doos in gaat. Je gebruikt hiervoor een striptang.
● Verbind de draden in de doos, kleur aan kleur.
● Voer de kabel in de doos met de bijhorende wartel en rubberring. Zo voorkom je dat er water in de doos kan komen.
● Prik de condensgaatjes onderaan de doos open met een scherp voorwerp. Als er dan condenswater in de doos komt, dan kan het er zo weer uit lopen.
● Vervolgens sluit je de kabel aan de wandcontactdoos aan. Bevestig daarbij de aardlitze (de koperen draad onder mantel) in het midden en sluit de blauw (nuldraad) en de bruine draad (fasedraad) aan weerszijden aan.
Elektriciteit inschakelen
Heb je zorgvuldig gecontroleerd dat alle kabels correct zijn aangesloten; schakel dan pas de elektriciteit weer in.